Meesters in de creatieve notievaardigheid: Luhmann en Da Vinci

brand
werk van Leonardo da Vinci

Meesters in de creatieve notievaardigheid: Luhmann en Da Vinci

Notities nemen is een eeuwenoude activiteit die al duizenden jaren wordt beoefend in verschillende culturen, talen en schrijfsystemen. Het is anders dan de dingen gewoon op te schrijven. Voor onze doeleinden is noteren:

  • Persoonlijk, informeel ,snel en rommelig: notities zijn niet geoptimaliseerd voor publieke consumptie, maar voor eigen gebruik, zoals een leren notitieboekje dat je in je rugzak bewaart.
  • Open einde en nooit af: “Aantekeningen maken” is een continu en generatief proces, waarbij je op ideeën kunt komen zonder een expliciet doel voor ogen te hebben.
  • Lage wrijving: notities leggen lage kwaliteits- en polijstnormen op, wat betekent dat ze gemakkelijk zijn op te tellen, af te trekken en te bewerken, en dat ze rommelig, onvolledig of volledig willekeurig kunnen zijn.
  • Multimedia: net zoals een papieren notitieboekje tekeningen en schetsen, citaten en ideeën kan bevatten, en zelfs een geplakte foto of post-it-notitie, zo combineren notities natuurlijk verschillende soorten media op één plaats.

Wat verder onderscheidt van de algemene notities is dat dergelijke notities niet bedoeld zijn voor een eenmalig project. Ze zijn bedoeld voor een leven lang ononderbroken, open leerproces en creatieve output.

In deze serie worden opmerkelijke voorbeelden van dit soort creatieve notities door de geschiedenis heen bekeken, om nuttige technieken en tijdloze principes voor ons eigen persoonlijke kennismanagement in de 21e eeuw te extraheren.

Dit artikel is voor eerst gepubliceerd op Medium en geschreven door Tiago Forte

Onze eerste twee zijn de Duitse socioloog Niklas Luhmann en de renaissancewetenschapper en kunstenaar Leonardo da Vinci.

Niklas Luhmann

Niklas Luhman door getekend Sonntag

NIKLAS LUHMANN’S ZETTELKASTEN

Een van de meest uitgebreide en invloedrijke historische bronnen voor het maken van notities was de “Zettelkasten”, ontwikkeld door de Duitse socioloog Niklas Luhmann (1927–1998). Zijn aanpak werd beschreven in deze blog post (offline gezet maar nog via Web Archive beschikbaar).

Luhmann verwierp de alfabetische indeling van zijn aantekeningen, samen met vooraf bepaalde categorieën zoals het Dewey Decimale Systeem. Zijn aantekeningen dienden niet alleen voor een enkel project of boek, maar voor een leven lang lezen en onderzoeken. Hij vond een onderzoeksdatabank uit die bestaat uit indexkaarten (Zettel) dat “thematisch onbegrensd” was en oneindig kon worden uitgebreid in elke richting.

Elk indexkaartje kreeg een volgnummer, beginnend bij 1. Als er een nieuwe bron aan dat onderwerp werd toegevoegd, of als hij iets vond om het aan te vullen, voegde hij nieuwe indexkaarten toe met letters als achtervoegsel (1a, 1b, 1c, enz.). Deze vertakkingen werden in het rood gemarkeerd, zo dicht mogelijk bij het punt waar de vertakking begon. Elk van deze takken kon ook een eigen tak hebben. De kaart voor de Duitse collega-socioloog Jürgen Habermas, bijvoorbeeld, was voorzien van het volgende label 21/3d26g53.

Voorbeeld Zettelkasten - Niklas Luhmann

Een zettelkasten bestaat uit notities met cijfers, tags (blauw) en kruisverwijzingen naar andere noten (rood). Een tag-index (rechtsonder) maakt actuele kruisverwijzingen mogelijk. Bron afbeelding: David B. Clear

Luhmann’s vertakkingstechniek

Hierdoor ontstond niet alleen een systeem dat oneindig in elke richting kon worden uitgebreid, het gaf elke indexkaart ook een permanent ID nummer (Folgezettel). Dit nummer kon van elke andere kaart worden gerefereerd, omdat het nooit zou veranderen. De takken creëerden “strengen” van gedachten die men op elk punt kon aangaan, het stroomafwaarts volgen om te worden uitgewerkt, of stroomopwaarts naar de bron.

Het leidde ook tot een zinvolle topografie binnen het systeem: onderwerpen die uitgebreid waren onderzocht hadden lange referentienummers, waardoor hun lengte op zich al informatief was. Er is geen hiërarchie in de Zettelkasten, geen bevoorrechte plaats, wat betekent dat het intern kan groeien zonder een vooropgezet schema. Door aantekeningen te maken als een decentraal netwerk in plaats van een hiërarchische boom, anticipeerde Luhmann op hypertekst en URL’s.

Luhmann beschreef zijn systeem als zijn secundaire geheugen (Zweitgedächtnis), alter ego, of het lezen van het geheugen (Lesegedächtnis). Hij sprak erover als een gelijkwaardige denkpartner in zijn werk. Hij meldde dat het het vermogen had om hem voortdurend te verrassen met ideeën die hij vergeten was. Daarom beweerde hij dat er daadwerkelijk communicatie plaatsvond tussen hemzelf en zijn Zettelkasten.

LESSENS VAN LUHMANN

Ik trek vier lessen uit Luhmann’s werk:

1. Lange tijdshorizonnen veranderen het spel

Luhmann was een visionair in het zien dat een notitiekaart systeem veel meer kan zijn dan een eenmalige projectondersteuning. Het kon tientallen jaren meegaan en werd net zo integraal in ons denken en werken als de herinneringen in ons hoofd. Paradoxaal genoeg wordt het creëren van zo’n levenslang systeem nog belangrijker omdat de media die we consumeren steeds sneller veranderen.

2. Categorisering zelf kan creatief zijn

Luhmann weigerde genoegen te nemen met bestaande categoriseringssystemen. Zijn grootste idee was misschien niet iets dat op een indexkaart stond, maar hoe die indexkaarten aan elkaar werden gekoppeld—in een decentraal netwerk met behulp van permanente ID nummers. Het is een goede herinnering dat we niets als gegeven hoeven te accepteren als het gaat om het organiseren van informatie.

3. Goede notities zijn niet afhankelijk van de technologie

Obsessie voor notitie-instrumenten is door de eeuwen heen een constante verleiding geweest. Dit was net zo waar in het tijdperk van het bekvechten over de juiste grootte van de indexkaarten, als de moderne debatten over Vim vs. Emacs. Luhmann niet verstrikt raakten in deze controverses. Hij maakte een systeem die “goed genoeg” was en richtte zijn energie vervolgens op het verzamelen van ideeën en het produceren van inhoud (70 boeken en 400 wetenschappelijke artikelen, bijvoorbeeld).

4. Ons tweede brein kan denken en communiceren, niet alleen maar onthouden

Luhmann betrad bijna metafysisch terrein met zijn commentaar op wat zijn Zettelkasten op latere leeftijd konden. Hij beweerde dat het een gelijkwaardige denkpartner was, niet alleen een hulpmiddel. Hij stelde dat het kon denken en communiceren, wat een krachtige oproep is om onze verwachtingen te verhogen over wat digitale tools voor ons kunnen doen.

LEONARDO DA VINCI’S NOTITIEBOEKEN

Leonardo da Vinci

Leonardo da Vinci. Bron: Pixabay

Dit New Yorker artikel vertelt ons over Da Vinci’s notitieboekjes, zoals verteld in Walter Isaacson’s nieuwe biografie Leonardo da Vinci.

Meer dan 7,000 pagina’s van Leonardo’s aantekeningen zijn tot op heden bewaard gebleven. Sommige waren afkomstig uit privé-schriften die hij bij zich droeg voor snelle schetsen en observaties. Andere waren voor lange termijn studies in geologie, plantkunde, menselijke anatomie, muziek, militaire techniek, astronomie en vele andere gebieden.

Da_Vinci_Scythed_Chariot_and_Armoured_Tank

Twee oorlogsmachines bedacht door Da Vinci: een chariot met zwaarden en een vroege versie van een tank. Foto door Sindala

Leonardo’s aantekeningen waren niet in de eerste plaats bedoeld voor zelfonderzoek, zoals een tijdschrift of dagboek. Ze waren gericht op de wereld, een doorlopend logboek van zijn verkenningen en experimenten. Er is geen duidelijke lijn tussen het fantasievolle en het praktische: op de ene pagina bestudeerde hij de vliegmechanica van vogels, op een andere ontwierp hij een vliegmachine, en op de volgende pagina beschreef hij zijn inspanningen om die te bouwen. Het is niet bekend of hij daadwerkelijk heeft geprobeerd te vliegen, maar zijn latere ontwerpen voor een parachutesysteem geven ons een indicatie van hoe het zou kunnen zijn gegaan.

Da Vinci’s notitieboekjes waren een uitdrukking van zijn combinatorische stijl van creativiteit, waarbij hij de grenzen tussen de velden oversteeg. Het is onmogelijk om in zijn aantekeningen te onderscheiden waar de wetenschap eindigde en de kunst begon, of waar zijn observaties eindigden en zijn verbeelding begon. Achter de beroemde raadselachtige glimlach van de Mona Lisa vinden we pagina’s en pagina’s met studies van lipspieren, die Leonardo zowel met als zonder huid tekende. Op een andere pagina, die de vluchtpatronen van vogels onderzoekt, herinnert hij zich verstrooid een jeugdherinnering, een droom waarin een vogel uit de lucht naar beneden vloog en hem in de mond sloeg.

Zijn schriften volgen de “persoonlijke, informele, snelle en rommelige” criteria heel goed: ze waren minimaal georganiseerd, met snelle, rommelige belettering die duidelijk alleen voor eigen gebruik bedoeld was. Hij gebruikte een gepersonaliseerde steno en op veel plaatsen lijkt zijn pen nauwelijks de pagina te hebben aangeraakt terwijl hij snelde om zijn gedachten bij te houden.

Er is ruimschoots bewijs gedurende zijn hele leven van hoe waardevol Leonardo zijn eigen aantekeningen vond. Ze geven een achtergrondverhaal van veel van zijn grootste werken, zelfs van de werken waaraan hij nooit is begonnen. Het enige bewijs dat we hebben van zijn onvervulde opdracht om een muur van de Grote Zaal van Florence te schilderen, is bijvoorbeeld zijn voorbereidende tekeningen, die suggereren dat het een meesterwerk zou zijn geweest. Zijn aantekeningen dienden als een work-in-process record van zijn vele projecten, die later werden omgezet in kostbare historische documenten. Bijvoorbeeld het massieve bronzen beeld van een paard in opdracht van Ludovico Sforza, de hertog van Milaan, dat hij nooit afmaakte. Het werd later opgestuurd om te worden gesmolten en omgevormd tot kanonnen, en dat weten we alleen maar door zijn voorbereidende schetsen.

Om een beetje te speculeren, lijkt het waarschijnlijk dat Leonardo’s notitieboekjes zowel zijn zeer diverse projecten en levensstijlen vergemakkelijkten, als hem ook in staat stelden om te leren en waarde te halen uit alles waar hij aan werkte, zelfs als het niet af was of al snel vervaagde. Hij stuiterde van staat naar staat en werkte aan alles wat hem in staat stelde om te overleven en genoeg geld te verdienen om van te leven. In zijn 30 voorbereidende tekeningen voor een reusachtige kruisboog, bijvoorbeeld, zien we een geest die niet alleen geïnteresseerd is in het doden met efficiëntie, maar die geobsedeerd is door mechanische principes die later in tientallen andere ontwerpen zouden opduiken.

Als vijftiger, uit angst voor het einde van zijn leven, keerde Leonardo zich af van de schilderkunst om zijn studie af te ronden en zijn aantekeningen te ordenen. In ons laatste verslag over hem, tijdens een bezoek van de kardinaal van Aragon in Frankrijk, liet hij die notitieboekjes zien en noemde ze een “oneindigheid aan boekdelen”. Ik vraag me af of Da Vinci over honderden jaren net zo herinnerd zal worden voor zijn creatieve proces—dat tijdloos en universeel is—als voor zijn schilderijen, die onvermijdelijk zullen verbleken.

LESSEN VAN LEONARDO

Ik trek drie lessen uit Da Vinci’s notitieboekjes:

1. Er zijn verborgen juweeltjes in onze aantekeningen

Hoewel hij tijdens zijn leven als een genie werd gevierd, duurde het eeuwen voordat we Leonardo’s schittering ten volle konden waarderen. Zijn technische ontwerpen waren hun tijd ver vooruit, en misschien werkte hij wel met moderne materialen en wat kleine aanpassingen. Hij lijkt de wetenschappelijke methode te hebben gebruikt en beschreven lang voordat deze werd uitgevonden, door in een van zijn notitieboekjes te schrijven:

“Ik zal eerst een aantal experimenten uitvoeren voordat ik verder ga, want het is mijn bedoeling om eerst de ervaring te raadplegen en dan door middel van redeneren te laten zien waarom zo’n experiment zo moet werken. En dit is de regel waarmee degenen die natuurlijke effecten analyseren verder moeten gaan; en hoewel de natuur begint met de oorzaak en eindigt met de ervaring, moeten we de omgekeerde weg volgen, namelijk (zoals ik al zei) beginnen met de ervaring en daarmee de oorzaak onderzoeken.”

Dit herinnert ons eraan dat we zelf niet weten welke ideeën in onze aantekeningen uiteindelijk het belangrijkst, het meest impactvol of het meest innovatief zullen zijn. Om dat te ontdekken, moeten we alles vastleggen, vroeg en vaak testen en tastbare artefacten maken om met de wereld te delen.

2. Notities zijn een middel om een doel te bereiken

Het is erg verleidelijk om aantekeningen te maken in rituele totems. Om te obsederen over de korrel van het papier, de dikte van het potlood, of de standaardafstand en het lettertype. Dit alles neemt afstand van de scheppingsdaad. Leonardo’s aantekeningen waren zo chaotisch en rommelig dat ze grenzen aan onverstaanbaar te zijn, zelfs voor hem. Hij begreep dat het eindproduct—Het Laatste Avondmaal, of de Mona Lisa—echt een indruk zou nalaten. Alle notities die onderweg ontstonden verbleken in vergelijking.

3. Notities verdienen respect

Ondanks het bovenstaande zijn de notities ook ons respect waard. Pas als we onze ideeën als waardevol genoeg beschouwen om vast te leggen en te herzien, beginnen we in de eerste plaats meer goede ideeën te hebben. Leonardo sprak in zijn latere jaren over zijn notitieboekjes met iets dat dicht bij verering staat. Onze identiteit hangt af van ons geheugen — het uitbreiden van ons vermogen om dingen te onthouden vergroot mogelijk ook ons gevoel van wie we zijn.

PRINCIPES EN TECHNIEKEN

De principes zijn hoger dan de technieken. Principes produceren technieken in een oogwenk. — Ido Portal

Wat we zoeken in deze historische voorbeelden zijn principes en technieken. Principes zijn tijdloos en universeel, maar vaak moeilijk om helder te zien. Technieken zijn tijdelijk en contextafhankelijk, maar concreet en geven ons aanwijzingen over de principes waarop ze werken.

Vraag voor jou als lezer: welke principes of technieken klinken voor jou het meest door in deze twee voorbeelden?

Dit artikel is voor eerst gepubliceerd op Medium en geschreven door Tiago Forte

Reacties

0 Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *