De opkomst en ondergang van de telefooncel
De telefooncel was decennialang een vanzelfsprekend onderdeel van het straatbeeld. Een glazen hokje met een toestel erin, muntgeld in de gleuf, en je kon de wereld bereiken. Voor generaties Nederlanders was het de enige manier om buitenshuis te bellen. Nu is de telefooncel vrijwel uitgestorven, verdrongen door de mobiele telefoon die iedereen in de broekzak heeft.
De snelheid waarmee de telefooncel verdween is opmerkelijk. In 2000 stonden er nog zo’n 20.000 in Nederland. Twintig jaar later waren het er nog maar enkele honderden, en dat aantal daalt verder. Een technologie die een eeuw lang onmisbaar leek, werd binnen één generatie overbodig. Dat verhaal zegt iets over hoe snel technologische verschuivingen kunnen gaan, en hoe weinig we daarop voorbereid zijn.
Wat rest is nostalgie en een handvol overgebleven exemplaren die een tweede leven krijgen als minibibliotheek of kunstobject. De telefooncel is van infrastructuur veranderd in curiositeit.
De opkomst van de telefooncel in Nederland
De eerste openbare telefoons in Nederland verschenen aan het begin van de twintigste eeuw, niet pas in de jaren vijftig zoals soms wordt gedacht. Al in de jaren twintig en dertig stonden er telefooncellen in grote steden, beheerd door de PTT. De echte expansie kwam na de Tweede Wereldoorlog, toen de infrastructuur werd herbouwd en uitgebreid.
In de jaren vijftig en zestig groeide het aantal telefooncellen explosief. De stedelijke bevolking nam toe, de welvaart steeg, en de behoefte aan communicatie groeide mee. Niet iedereen had thuis een telefoon, dat was nog een luxe. De telefooncel vulde dat gat: voor een paar dubbeltjes kon je bellen wanneer je wilde.
De Nederlandse telefooncellen waren doorgaans groen of grijs, niet de iconische rode kleur die we kennen van de Britse varianten. Het ontwerp was functioneel: een glazen of kunststof cabine die beschutting bood tegen weer en wind, met een toestel dat werkte op munten en later op telefoonkaarten. Niets bijzonders aan het oog, maar wel effectief.
Op het hoogtepunt stonden er duizenden telefooncellen verspreid over het land: op stations, in winkelstraten, bij ziekenhuizen, in woonwijken. Ze waren zo gewoon dat niemand erbij stilstond dat het ooit anders zou kunnen zijn.
De functie van de telefooncel in het dagelijks leven
Voor veel Nederlanders was de telefooncel een toegangspunt tot de buitenwereld. Wie geen telefoon thuis had, wie onderweg was, wie even privé wilde bellen zonder dat huisgenoten meeluisterden: de telefooncel bood uitkomst. Het was een stukje privacy in de openbare ruimte.
Het gebruik had iets ritueels. Muntgeld klaarleggen, de hoorn oppakken, het nummer draaien, wachten op de verbinding. De spanning of er zou worden opgenomen. Het tikken van de muntjes die vielen wanneer het gesprek begon. Voor een generatie die is opgegroeid met smartphones is dit moeilijk voor te stellen, maar voor hun ouders en grootouders was het de normaalste zaak van de wereld.
De telefooncel speelde ook een cruciale rol in noodgevallen. Wie pech had langs de weg, wie getuige was van een ongeluk, wie in een crisissituatie verkeerde: de telefooncel was vaak de snelste manier om hulp te bereiken. Vooral in afgelegen gebieden, waar de dichtstbijzijnde woning kilometers ver kon zijn, was de praatpaal langs de weg letterlijk een levenslijn.
Daarnaast had de telefooncel een sociale functie die we nu gemakkelijk vergeten. Wachten op je beurt bij de telefooncel, een praatje maken met degene die na je kwam, de gedeelde ervaring van afhankelijkheid van dezelfde infrastructuur: het creëerde vluchtige maar reële verbindingen tussen vreemden.
De technologie die de telefooncel overbodig maakte

De mobiele telefoon begon in de jaren negentig zijn opmars. Aanvankelijk waren het dure apparaten voor zakenmensen, statussymbolen die gewone consumenten niet konden betalen. Maar de prijzen daalden snel. Rond 2000 had een aanzienlijk deel van de bevolking een mobiele telefoon. Tegen 2010 was het uitzonderlijk om er geen te hebben.
Dit veranderde alles. Waarom zou je naar een telefooncel lopen als je vanuit je eigen zak kunt bellen? Waarom muntgeld meenemen als je een abonnement hebt? De telefooncel verloor zijn bestaansrecht niet door een gebrek aan kwaliteit maar door een betere alternatief.
De smartphone versnelde deze ontwikkeling. Vanaf 2007, met de introductie van de iPhone, werd de mobiele telefoon meer dan een communicatieapparaat. Het werd een computer, camera, navigatiesysteem en entertainment-centrum in één. Bellen was nog maar één van de vele functies. De telefooncel, die alleen spraak kon faciliteren, had hier niets tegenover te stellen.
De cijfers zijn onverbiddelijk. Het aantal telefoongesprekken via openbare telefoons daalde tussen 2000 en 2020 met meer dan 95 procent. Op een gegeven moment kostte het onderhoud van een telefooncel meer dan de inkomsten die hij genereerde. Economisch was er geen rechtvaardiging meer om ze te laten staan.
De teloorgang in het straatbeeld
De verwijdering van telefooncellen ging geleidelijk maar onherroepelijk. KPN, als beheerder van het grootste deel van het netwerk, begon rond 2005 met het afbouwen. Telefooncellen die weinig werden gebruikt verdwenen als eerste. Daarna volgden de rest, wijk voor wijk, stad voor stad.
Gemeenten reageerden wisselend. Sommige verzetten zich aanvankelijk, bezorgd over inwoners zonder mobiele telefoon of over de bereikbaarheid in noodgevallen. Maar het tij was niet te keren. De kosten voor onderhoud en vandalisme stonden in geen verhouding tot het gebruik. De laatste telefooncellen verdwenen meestal zonder dat iemand het opmerkte.
Wat bleef waren lege plekken op trottoirs waar ooit een telefooncel stond, en soms de betonnen fundering die niemand de moeite nam om te verwijderen. Hier en daar staat nog een exemplaar, vaak niet meer functioneel, als stille getuige van een ander tijdperk.
De teloorgang van de telefooncel weerspiegelt een bredere verschuiving. Openbare voorzieningen die ooit vanzelfsprekend waren, verdwijnen wanneer privé-alternatieven beschikbaar komen. De telefooncel ging dezelfde weg als de openbare waterpomp en de publieke schrijver: van noodzaak naar nostalgie.
Nostalgie en culturele betekenis
Voor wie ermee is opgegroeid, roept de telefooncel herinneringen op die verder gaan dan de praktische functie. Het eerste telefoontje naar een vriendje of vriendinnetje, het gesprek met ouders na aankomst op vakantie, het bericht dat een kind was geboren: belangrijke momenten die zich afspeelden in die glazen cabine.
De telefooncel staat symbool voor een tijd waarin communicatie meer moeite kostte en daardoor misschien meer betekende. Je moest naar de telefooncel toe, je had beperkte tijd omdat je muntgeld opraakte, je moest van tevoren bedenken wat je wilde zeggen. Die beperkingen dwongen een soort intentionaliteit af die in het tijdperk van onbeperkt bellen en appen is verdwenen.
Deze nostalgie is niet voorbehouden aan ouderen. Ook jongere generaties tonen interesse in de telefooncel als cultureel artefact. Films en series die zich afspelen in de jaren tachtig of negentig gebruiken de telefooncel als visuele marker van het tijdperk. Vintage-esthetiek heeft de telefooncel herontdekt als decoratief element.
De Britse rode telefooncel is inmiddels een designicoon dat wordt geëxporteerd als tuinornament of evenementdecoratie. Nederlandse telefooncellen hebben dat iconische status nooit bereikt, maar ze vertegenwoordigen wel hetzelfde verlangen naar een analoog verleden.
De rol in noodgevallen: nog steeds relevant?
Een argument dat lang werd gebruikt om telefooncellen te behouden was hun functie in noodgevallen. Wat als iemands mobiele telefoon leeg is, gestolen of kapot? Wat als er geen bereik is? De telefooncel bood een vangnet.
In de praktijk is dit argument verzwakt. Mobiele dekking is in Nederland vrijwel overal beschikbaar. De meeste mensen hebben een werkende telefoon bij zich. En voor de uitzonderingen zijn er alternatieven: winkels waar je kunt vragen om te bellen, voorbijgangers die hun telefoon lenen, noodknoppen in parkeergarages en stations.
Toch zijn er nog situaties waarin een openbare telefoon waardevol kan zijn. Langs snelwegen staan praatpalen die ook zonder mobiele telefoon werken. Op sommige afgelegen locaties, waar mobiel bereik onbetrouwbaar is, kan een vaste verbinding het verschil maken. Voor dak- en thuislozen of anderen zonder mobiele telefoon blijft toegang tot openbare telefonie relevant.
De vraag is of de maatschappij bereid is te betalen voor een voorziening die door een kleine minderheid wordt gebruikt. Tot nu toe is het antwoord ontkennend. De telefooncel als noodvoorziening is grotendeels vervangen door de aanname dat iedereen een mobiele telefoon heeft.
Veranderingen in gebruik door de jaren heen
Het gebruik van de telefooncel veranderde al voordat de mobiele telefoon hem overbodig maakte. In de jaren zeventig en tachtig introduceerde de PTT de telefoonkaart, waarmee je kon bellen zonder muntgeld. Dit was een reactie op vandalisme: telefooncellen werden regelmatig opengebroken voor het muntgeld. De telefoonkaart loste dat probleem deels op.
Later kwamen er telefooncellen die creditcards accepteerden, gericht op toeristen en zakenmensen. Er waren experimenten met videobellen, met internettoegang, met faxfunctionaliteit. De telefooncel probeerde relevant te blijven door meer te bieden dan alleen spraak.
Geen van deze innovaties kon de onderliggende trend keren. De telefooncel bleef gebonden aan een vaste locatie, en dat was precies wat consumenten niet meer wilden. Mobiliteit won het van functionaliteit. Het maakte niet uit hoeveel extra’s een telefooncel bood als mensen liever hun eigen apparaat gebruikten.
De verschuiving illustreert een breder patroon in technologiegeschiedenis. Gevestigde technologieën proberen zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, maar de aanpassingen zijn vaak te weinig en te laat. De telefooncel kon niet mobiel worden. Dat bepaalde zijn lot.
Ontwerpen en modellen door de jaren heen
De Nederlandse telefooncel kende verschillende gedaanten. De vroege modellen waren vaak van gietijzer en glas, robuust en zwaar. Later kwamen lichtere constructies van aluminium en kunststof. Het ontwerp volgde de architectonische mode van het moment: functionalistisch in de jaren vijftig en zestig, speelser in de jaren zeventig, strak en zakelijk in de jaren tachtig en negentig.
Een constante was de kleur groen, althans voor de PTT-telefooncellen die het overgrote deel van het netwerk vormden. Dit groen werd zo vanzelfsprekend dat niemand er meer over nadacht. Pas toen de telefooncellen begonnen te verdwijnen, realiseerden mensen zich dat die groene hokjes er altijd waren geweest.
Reclame speelde ook een rol in het straatbeeld van de telefooncel. De buitenkant bood ruimte voor advertenties, een inkomstenbron voor de beheerder. Sommige telefooncellen werden volledig gesponsord en droegen de huisstijl van een merk. Dit maakte de telefooncel tot een commerciële ruimte, niet alleen een publieke voorziening.
Verzamelaars en liefhebbers hebben inmiddels interesse in historische modellen. Originele telefooncellen uit verschillende tijdperken worden verhandeld, gerestaureerd en tentoongesteld. Wat ooit alledaags was, is nu erfgoed.
Herbestemming in de moderne tijd
De telefooncellen die nog overeind staan, hebben vaak een nieuwe functie gekregen. De populairste herbestemming is de minibieb: een kast met boeken die voorbijgangers gratis kunnen lenen of ruilen. Het concept past perfect bij de telefooncel: een kleine ruimte op een openbare plek die uitnodigt tot korte interactie.
Andere telefooncellen zijn omgebouwd tot informatiepunten voor toeristen, tot oplaadstations voor elektrische fietsen, tot AED-locaties waar defibrillatoren beschikbaar zijn. In sommige gevallen dienen ze als canvas voor straatkunst of als onderdeel van kunstinstallaties.
Deze herbestemmingen geven de telefooncel een nieuw leven, maar het is een ander leven dan het oorspronkelijke. De telefooncel als communicatiemiddel is definitief verleden tijd. Wat overblijft is de telefooncel als object: een fysieke structuur die zich leent voor creatief hergebruik.
De herbestemming toont ook iets over onze houding tegenover technologisch erfgoed. We willen niet alles weggooien wat verouderd is. Er is waarde in het behouden van objecten die ons herinneren aan hoe het was, zelfs als we niet meer terug willen.
De toekomst: wat blijft er over?
De telefooncel in zijn traditionele vorm heeft geen toekomst. De functie waarvoor hij werd gebouwd, openbaar bellen, is irrelevant geworden. Er is geen scenario waarin mensen massaal terugkeren naar telefooncellen terwijl ze een smartphone in hun zak hebben.
Wat wel blijft is de culturele herinnering. De telefooncel zal voortleven in films, in musea, in de verhalen die mensen vertellen over vroeger. Net als de telegraaf en de telex voor hem, wordt de telefooncel onderdeel van de geschiedenis van communicatie.
Voor steden en gemeenten is de vraag wat ze doen met de laatste exemplaren. Verwijderen is het goedkoopst. Behouden en herbestemmen kost geld maar bewaart een stukje erfgoed. De keuzes die nu worden gemaakt bepalen of toekomstige generaties nog een echte telefooncel kunnen zien of alleen foto’s.
De les van de telefooncel is breder dan het object zelf. Technologieën die onmisbaar lijken kunnen binnen één generatie verdwijnen. De infrastructuur van vandaag is de curiositeit van morgen. Dat geldt voor de telefooncel, en het geldt misschien ook voor technologieën die we nu vanzelfsprekend vinden.
Veelgestelde vragen over de telefooncel
Wat is een telefooncel?
Een telefooncel is een kleine, afgesloten ruimte in de openbare ruimte met daarin een telefoontoestel waarmee je tegen betaling kunt bellen. De cabine biedt beschutting tegen weer en omgevingsgeluid. Telefooncellen werkten oorspronkelijk op muntgeld, later ook op telefoonkaarten.
Wanneer verschenen de eerste telefooncellen in Nederland?
De eerste openbare telefoons in Nederland dateren van het begin van de twintigste eeuw. De grote uitbreiding kwam na de Tweede Wereldoorlog, met een piek in de jaren zeventig en tachtig toen er duizenden telefooncellen in het land stonden.
Waarom zijn telefooncellen verdwenen?
De opkomst van mobiele telefonie maakte telefooncellen overbodig. Waarom naar een vaste locatie lopen om te bellen als je een telefoon in je zak hebt? Het gebruik daalde zo sterk dat onderhoud niet meer rendabel was. Tussen 2000 en 2020 verdween meer dan 95 procent van alle telefooncellen.
Hoeveel telefooncellen zijn er nog in Nederland?
Het exacte aantal fluctueert, maar er zijn nog slechts enkele honderden over, een fractie van de ongeveer 20.000 die er rond 2000 stonden. Veel daarvan zijn niet meer functioneel of hebben een andere bestemming gekregen.
Waren Nederlandse telefooncellen rood?
Nee, de iconische rode telefooncel is Brits. Nederlandse telefooncellen waren doorgaans groen of grijs. De rode Britse telefooncel is internationaal bekend geworden als designicoon, maar dit model stond niet in Nederland.
Wat gebeurt er met oude telefooncellen?
Veel telefooncellen zijn verwijderd en gesloopt. Sommige zijn herbestemd als minibibliotheek, informatiepunt, AED-locatie of kunstobject. Een klein aantal is bewaard gebleven in musea of bij verzamelaars.
Zijn telefooncellen nog bruikbaar in noodgevallen?
De meeste overgebleven telefooncellen zijn niet meer aangesloten. Langs snelwegen staan nog wel praatpalen die werken zonder mobiele telefoon. Voor de meeste noodsituaties is de mobiele telefoon nu de standaard, met de aanname dat vrijwel iedereen er een heeft.
Komt de telefooncel ooit terug?
In de traditionele vorm niet. De functie van openbaar bellen is permanent overgenomen door mobiele telefonie. Wat terugkomt zijn herbestemmingen: de fysieke structuur van de telefooncel met een nieuwe invulling. Als communicatiemiddel is de telefooncel definitief verleden tijd.



Reacties